Naar aanleiding van het artikel op 4 december 2002 over de ‘zichzelf stemmende piano’ van de Amerikaanse uitvinder Don Gilmore(www.newscientist.com), wil ik graag enkele opmerkingen plaatsen.
Volgens het artikel verlangt het systeem, dat de piano eerst handmatig op toon wordt gestemd, met een ruime marge van 1/3e deel van een halve toonafstand t.o.v. de gevraagde frequentie. Pas dan kan het systeem d.m.v. elektromagnetische verwarming de spanning van de snaren doen verminderen, omdat het materiaal iets uitzet. Tijdens dit proces voelen de snaren handwarm aan en is het ‘stemmen’ nauwelijks hoorbaar. Een tekortkoming van dit systeem is, dat het alleen in toonhoogte naar beneden (!) kan stemmen; alle snaren waarvan de spanning lager is dan de gewenste frequentie, al is het maar minimaal, moeten dus eerst weer handmatig boven die frequentie gestemd worden. Tijdens de winter neemt de luchtvochtigheid dermate af, dat door vermindering van de zangbodem-bolling de toonhoogte in het middengebied gemiddeld met zo’n 2 Hz. zakt. De ‘zichzelf stemmende’ piano moet dus elk voorjaar toch handmatig worden gestemd. Dit alles geeft aan dat de benaming ‘zichzelf stemmende piano’ misleidend is.
Door deze uitvinding wordt de discussie over stemmen op gehoor of met een stemapparaat opnieuw aangewakkerd. Want, zoals Martin Surrey, concertstemmer van The English National Opera, in bovengenoemd artikel al zei: “…they can’t be tuned to a fixed formula.”, waarmee hij doelde op de bepalende invloed die akoestiek heeft op het stemmen. Ik kan dit vanuit mijn vakervaring volledig onderschrijven: één en dezelfde Steinway-concertvleugel klinkt telkens weer anders in verschillende concertzalen. En ook bij de mensen thuis: akoestiek speelt altijd een rol! Een pas aangeschafte piano/vleugel klinkt in huis dikwijls anders dan in de toonzaal van de zaak of fabriek.
Mijn overtuiging is, dat het menselijk gehoor een dusdanig precies en gevoelig zintuig is, dat het met gemak alles kan meten en bepalen, om tot de juiste stemming te komen, met gebruikmaking van àlle onderliggende parameters, die het enorm complexe instrument ‘piano’ te bieden heeft. M.a.w. àlle elementen, van zowel het instrument zelf, zoals zangbodemeigenschap, mensurering en bijbehorende inharmoniciteit, intonatie, alsook de ruimte waarin het staat, de akoestiek, worden bij het ‘stemmen op gehoor’ automatisch meegenomen in het proces, en laten zich inderdaad niet samenvoegen tot gefixeerde formules.
Het is waar, met de huidige techniek komt men een heel eind én het gemak dient de mens! Maar bijkomstig neveneffect is helaas wel, dat de mens die, mede door maatschappelijke invloeden, tòch al zo visueel is ingesteld, waarbij het gehoor het tòch al moet ontzien in lawaaiige steden en verkeer, of op de werkplek, meer en meer vervreemd raakt van dit prachtig zintuig en dat zichzelf ook toestaat! Vooral laatstgenoemde is zo jammer, want mijn ervaring is dat wanneer je je eenmaal bewust bent geworden van de mogelijkheden van je gehoorszintuig, je alleen nog maar meer wilt ontdekken over klank en zintuiglijke auditieve waarneming. Natuurlijk schrik je, als je in de krant, in eerste oogopslag, een soort van doodvonnis leest aangaande je beroep, maar ik hoop op deze manier toch een bijdrage te kunnen leveren aan een opwaardering van ons menselijk gehoor! En die ‘zichzelf stemmende piano” ? Ach, we ‘zien’ wel! (10-12-2002)
0 comments